Eva De Groote is audiomaker, schrijver en verbinder.
Ze focust op kunst en samenleving, duurzame systemen en persoonlijke revoluties.

Bomen bloesem

Bomen bloesem

foto: Eva Peeters, www.geis.be

Het huis staat een stukje van de straat weg. Ik open het gietijzeren hek en loop over het smalle paadje naar de voordeur toe. De bel is een kleine leeuwenkop. Ik druk op de tong van de leeuw. Een minuutlang gebeurt er niets, geen enkel geluid dat actie in het huis verraadt. Ik zet een stap achteruit en wil net het paadje terug opstappen als ik zie dat het gordijn beweegt. Ik ga weer netjes wachten voor de voordeur. Het trage schuiven van een slot weerklinkt en dan nog een en dan nog een. In het deurgat verschijnt een dame met een wat strenge blik. Haar haren zijn naar achteren getrokken, er zitten een paar grijze stroken in.
‘Ja?’
Ik leg uit dat ik een buurvrouw ben, dat ik hier al veertien jaar woon en dat ik sinds kort op zaterdag ga aanbellen bij mensen in de straat. Haar wenkbrauwen rijzen ten berde. De greep waarmee ze haar handen bij elkaar houdt, verstrakt.
‘Daar doen wij niet aan, juffrouw.’
Mijn wenkbrauwen wippen nu ook omhoog. Traag begin ik te knikken.
‘Oké, da’s geen probleem,’ zeg ik en ik zet een stapje achteruit. Mijn hiel zakt in het perkje naast het paadje. De aarde vertoont ritmische perforaties en is bezaaid met kleine bolletjes.
‘Dat zou ik ook moeten doen met mijn grasperk,’ zeg ik.
‘Mijn man heeft dat gedaan,’ zegt ze terwijl haar wenkbrauwen weer zakken, ‘eerst verticuteren, dan vetbollen strooien. U woont hier in de straat?’ Ik knik.
‘Wij doen niet aan zulke dingen.’
‘Geen probleem,’ zeg ik, ‘fijne dag nog.’ Ze knikt terwijl ze een stap achteruit zet en de deur weer sluit. Terwijl ik naar het hekje loop hoor ik de sloten een na een op hun plek schuiven.

Twee huizen verder gaat er opnieuw een voordeur open. De dame die te voorschijn komt, vertoont op het eerste zicht gelijkenissen met de vrouw van een paar deuren terug. Een nette broek in een zijdelingse plooi, een wollen roltrui met daarboven een zilveren kettinkje, naar achter gebonden haren in afwisselende stroken grijs en bruin. Wat heel anders is, is haar blik.  Kletterende blauwe ogen worden geherbergd in het perkamenten landschap van haar gezicht. Ik knik haar toe en vertel over mijn ontdekkingstocht in de buurt. Ik zie een aarzeling verschijnen, een soort van schaamte bijna.
‘Ik kan njiet,’ zegt ze traag, ‘ik spreek geen Nederlands.’ Ze maakt een halve draai naar opzij en dan terug.
‘Njiet mogelijk omdat ik njiet spreek Nederlands.’ Oost-Europese klanken dansen rond de woorden die ze voortbrengt. Achter haar zie ik een groot houten kruis, het hangt boven het deurgat van de woonruimte, op het einde van de gang.
‘Geen probleem,’ zeg ik en ik steek mijn hand uit. ‘Fijne dag nog, ik ben Eva.’
‘Iva!’ roept ze uit terwijl ze mijn hand aanneemt. Een schitterende glimlach komt haar onvervaarde blik vergezellen. De plooien in het perkament bewegen als golven in de zee.
‘Ik ben Bulgaarse,’ zegt ze. Ze tast naar woorden en spreekt ze stuk voor stuk uit alsof elk woord eerst gebakken wordt in de oven van haar mond.
‘In mijn taal dat wil zeggen wanneer bomen…’ Ze zucht en mompelt iets in haar moedertaal.
‘Bomen eind maart, begin..’
Haar ogen flitsen over de stoep alsof ze hoopt de juiste termen daar te vinden.
‘April?’
‘April! Dan bomen, bomen…’ Ze kijkt naar de lucht nu.
‘Bloesemen?’
‘Bloesem ja, bomen bloesem. Dat is Iva!’ Ik ontvang de betekenis van mijn naam in het Bulgaars met een glimlach.
‘Wat is uw naam?’ vraag ik.
Ze brengt haar handen naar het kettinkje rond haar hals.
‘Ik ben Zoya.’ Ze knikt en glimlacht. ‘Betekent…’ Ze tikt op haar hart. ‘…leeft. Alles dat leeft. Zoals in biologie. Komt van Griekenland.’
‘Woont u hier al lang?’
‘Vier jaar,’ zegt ze. Een man passeert op straat en neemt het tafereel een paar tellen in zich op. Hij lijkt de situatie te wantrouwen. Ze praat wat stiller.
‘Les volgen Nederlands. Maar njiet altijd gaan want druk.’
Ze draait opnieuw een kwartdraai naar binnen alsof ze twijfelt om me binnen te vragen. Vanuit de woonruimte weerklinken de klanken van een televisieprogramma. Ze komt weer in het deurgat staan.
‘Mijn schoonzoon hier werk gevonden. Mijn dochter blind.’ Ze neemt mijn verwonderde blik een paar tellen op.
‘Njiet geboren blind. Op 25 jaar blind.’ Ze zet een stapje naar voren.
‘Mijn man en ik hier wonen om helpen.’ De televisieklanken in de woonkamer vermengen zich ineens met een luid gemompel. Ze luistert even en gaat dan verder:
‘Ik kan njiet vragen u in huis. Mijn Nederlands njiet goed.’
‘Oké,’ zeg ik.
‘Mijn dochter leren hier. Zij zegt: leren is ramen wereld.’
Een dame passeert, ze knikt even wanneer we haar blik opvangen, een paar momenten zonder woorden vullen de ruimte tussen ons. Ik steek opnieuw mijn hand uit. Ze neemt ‘m niet aan maar doet een stap naar voren en vat me bij de schouders.
‘Iva! Bomen bloesem!’