Dansen en barsten
foto: Eva Peeters, www.geis.be
De gevel is in twee tinten blauw geschilderd. De voordeur gaat open en een vrouw met korte haarsnit verschijnt in het deurgat. In haar blik huist een gulle openheid in combinatie met een kleine verwondering en een brokje nieuwsgierigheid. Ik knik haar toe en stamel dat ik verderop in de straat woon en dat ik… Ze zet meteen een stap achteruit en opent de deur volledig. ‘Kom anders even binnen.’ Ik volg haar ferme stap door de gang naar de achterkant van het huis. Daar opent een woonkamer zich, ruim en licht. Ik kijk naar boven, er loopt een vide over de hele breedte van het huis. De muur onder de glaspartij was ooit een buitenmuur, daar is de witgeverfde gevelklem getuige van. Naar achteren toe prijkt een gevelbrede glazen schuifdeur en een langgerekte tuin. Helemaal op het einde staat een compacte boom, mooi geknot lijkt het alsof hij zijn vuisten dicht bij zich houdt. Ik kijk rond in het sober ingerichte huis.
‘Wat mooi.’
‘Oh, dankjewel,’ zegt ze trots, ‘ik had aan de architect gevraagd om een klaar huis met ruimte en licht te toveren en ja, dat is het geworden. Koffie?’
‘Ja graag.’ De keuken paalt aan de woonruimte. Het huis is gebouwd in 1926, vertelt ze terwijl ze kopjes uit de kast haalt. De bouwheer toen was een vrouw, wat opvallend was voor die tijd. Zij is nu de derde vrouw op rij die de eigenaar is van de woning. Een kopje koffie landt voor mijn neus. Ze schuift een schaaltje met eitjes in kleurige zilverpapiertjes tussen ons in en gaat zitten.
‘Enig idee de welke van zwarte chocolade zijn?’ vraag ik. Ze veert nog even weer recht om de radio wat zachter te zetten en glimlacht: ‘Allemaal, daar selecteer ik ze op.’
Ik bevrijd er eentje uit zijn folie en leg het op de tafel. Zo meteen zal ik het verorberen. Eerst vertel ik over mijn wat impulsief gestarte buurtverkenning, zij is intussen de derde halte in de straat. Ik stop het eitje in mijn mond.
De minuten rijgen zich aan elkaar tot ze een uur vormen. Aan gespreksstof is er geen gebrek. We hebben het over het bureninitiatief van vorig jaar om de snelheid te beperken in de straat en hoe dat niet veel opleverde, over het verschil tussen het lezen van de krant digitaal en op papier en hoe dat verschuivingen in perceptie lijkt te weeg te brengen, over het groen in de straat, of beter: het ontbreken ervan. Ze heeft een job in Brussel maar werkt thuis op het moment omdat ze herstelt van een schouderkwetsuur die ze heeft opgelopen bij een sportieve valpartij. Bij de gedachte daaraan wrijft ze even over haar schouder.
‘Wat is je beroep?’ vraag ik.
‘Ik ben tandarts, paradontoloog om precies te zijn.’
Ze glimlacht om mijn verraste blik.
‘Ja, dat is een antwoord dat men meestal niet verwacht. Ik heb jarenlang in het UZ gewerkt, en in verschillende groepspraktijken. Tegenwoordig ben ik vooral in Brussel bezig, ik ben verbonden aan een dienst die advies geeft aan de overheid in gezondheidszaken. We vergelijken het materiaal van verschillende internationale studies om van daaruit te adviseren. Inzake het terugbetalen van borstreconstructies na kanker bijvoorbeeld.’ Ik knik met grote ogen en bedien mij van nog een chocolade eitje.
‘Een dag in de week ben ik nog steeds als tandarts aan de slag. Ik vind het fijn om ook die connectie te behouden. Het gros van de tijd ben ik bezig met studies, verslagen en presentaties. Maar één dag in de week breng ik door met patiënten, dan ben ik zorgverstrekker.’
Ze vertelt over de wondere wereld van de tandzorg en meer specifiek over die van het tandvlees. Over het werken met bepaalde groepen die op dat vlak extra zorg nodig hebben. Uit haar dansende handen spreekt passie en devotie.
‘Wist je altijd al dat je tandarts wou worden?’
‘Nee, helemaal niet. In het middelbaar heb ik Latijn/Grieks gestudeerd. Ik was dol op talen, ik was van plan om Griekse filologie te gaan volgen. Ik dacht in het onderwijs terecht te komen. In die tijd amuseerde ik mij in de schoolvakanties als monitor, ik dacht dat het lesgeven me wel zou liggen. Toen was er, tijdens de zomer na mijn afstuderen, een sensibiliseringscampagne rond tandhygiëne, ze zochten monitoren om acties te doen met jongeren op straat. Ik vond het erg fijn om te doen. Ik zag er een vrouwelijke tandarts in actie en ik dacht “hey ja, dat kan ook”. Ik schreef me in voor tandheelkunde en het bleek helemaal mijn ding.’
De telefoon van de gastvrouw produceert een reeks biepjes en ons gesprek valt stil. De namiddag doet aan zijn laatste stukjes verstrijking.
‘Wil je nog wat drinken?’ vraagt ze.
‘Misschien wat water,’ zeg ik. Ze knipt het licht boven de tafel aan en haalt de britakan uit de keuken.
‘Het was wel vreemd de voorbije weken,’ zegt ze terwijl ze twee glaasjes water vol schenkt. ‘Ik ben een paar dingen wel wat anders gaan bekijken. Bijvoorbeeld: dokters en wachtkamers. Ik heb de voorbije weken zelf heel wat tijd in wachtruimtes doorgebracht. Wat vreselijk is het als er een dokter verschijnt om dan je familienaam door de ruimte te schreeuwen. Hoeveel moeite is het om even te kijken wie er in de zaal zit en dan vriendelijk de volledige naam van iemand uit te spreken.’ Ze steekt haar arm uit. “Mevrouw, wilt u mij volgen naar de consultatieruimte?” Dat maakt een wereld van verschil.’
Haar hand landt weer op de tafel, ze aait met twee vingers de zijkant van het glas met water. Een paar momenten van stilte dwarrelen neer over de tafel.
‘Een dom ongeluk en ineens ben je thuis iedere dag. Door mijn kwetsuur kan ik niet fietsen of autorijden, geen openbaar vervoer gebruiken, niets. Ik kan wel wat werken aan de computer maar naar Brussel gaan of in de praktijk staan, daar is geen sprake van in deze toestand.’
Ik neem een slokje van het water. Haar hand ligt uitgeteld naast haar glas.
‘Ik hou van dit huis maar als ik er voortdurend in zit komen de muren toch een beetje op me af. De stomste dingen vertellen je iets.’
Ze kijkt me aan.
‘Wist je dat het quasi onmogelijk is om in je eentje met één arm een dekbedovertrek te verwisselen?’