De stilte van de grasmachine
Geveld ben ik. Energie op ongeveer twintig procent. Eerst sleepte ik een paar dagen met mijn voeten. Dan kwam het besef: er zit niets anders op dan overgave. Het lichaam laten vechten tegen de beestjes. Te bed dus.
In de leegte van het lamlendig niksen overviel het me plots. Een zwellend gevoel van wanhoop. Over het nooit ophoudend lawaai overal. Dat het nooit eens ergens echt stil kan zijn, dat kan mij zo triest maken. Stel je voor, er zijn natuurrecordisten die zich bezighouden met het in kaart brengen van de laatste plekken ter wereld waar er geen door mensen geproduceerd geluid te horen is. Kunnen wij dan echt nergens met onze fikken afblijven?
Ik zak wat dieper in de kussens. In een fitte en uitgeslapen toestand slaag ik er meestal in om er met amper aflatend optimisme rond te dansen: de toestand van de wereld. De waanzinnige gebeurtenissen, het vijf over twaalf, de extreme effecten die elke dag in een steeds rapper tempo op ons afkomen. Voorzichtig trippelen doe ik meestal, rond het vele kapotzijn van vandaag.
Nu snik ik een beetje en met het snikken komt al dat andere los dat ik ook al zo flink had opgeborgen.
Hè, hè. Het even toelaten van wanhoop lucht toch een beetje op. Ik heb weer wat meer plek om te ademen. Al piepen mijn neusvleugels nu nog wat meer, door al dat extra geproduceerd snot. Ik dut een beetje en word weer wakker van het geklepper van een kraai. Wat verder: een auto die toetert en een kind dat boos is om iets. Ik blader wat in het boek dat ik heb zitten lezen. Niet dat het vandaag opschiet, met een brein als pulp. Het is een boek van een Nederlandse schrijver en theatermaker die gefascineerd is door de ruimte. Ze zoekt antwoorden over ons bestaan door naar het universum te kijken. Op die twee bladzijden die ik in staat ben te lezen ontdek ik een intrigerend concept van een Amerikaanse astrofysicus. Deep altruism. Hij doet onderzoek naar een toekomstig leven op Mars. ‘Wat we dan vooral niet mogen meenemen is een koloniale mentaliteit met winstbejag en kortetermijndenken.’ Hij daagt ons uit om een echte lange termijn planning te steken in onze interplanetaire plannen. Te denken in termen van eeuwen. Millenia zelfs. Met een prikkelend idee als een snoepje om op te zuigen zijg ik weer neer in de kussens. Ergens las ik dat woorden realiteiten creëren. Ik geloof dat. Het is mogelijk om meer langetermijndenken in ons handelen en ons omgaan met de aarde te steken. Het moeten niet eens meteen millennia te zijn.
Ik schiet weer wakker. Voel mij iets kwieker. Beneden steek ik mijn neus uit het schuifraam om wat lucht op te snuiven. De zomer stoeit met de herfst. In het berghok haal ik mijn nieuwste adoptie te voorschijn: een antieke grasmachine, zo eentje zonder motor, om over het gazon te duwen waarbij ronddraaiende messen het gras trimmen. Ik ga de paar vierkante meters van de stadstuin af. Enkel het geluid van de messen is er te horen en het neervallen van het gras.
Een zaligheid voor de oren is het.
Die elektrische grasmachine doe ik morgen cadeau aan iemand.
Morgen, als ik er weer met volle moed invlieg.
‘In lichtjaren heeft niemand haast’ is een boek van Marjolijn Van Heemstra, het verscheen bij DeCorrespondent. De astrofysicus waarover ze het heeft is Jacob Haqq-Misra.